Verdwenen Veen

Als bewoner van de voormalige veenkolonie Avereest heb ik me altijd al afgevraagd "hoe dik was dat veen nou ?". 1, 5 of 10 meter, of zelfs nog dikker ? Eens kijken of we daar een antwoord op kunnen vinden.

Het veen gebied in Noord-Oost-Overijssel wordt in het noorden begrensd door het riviertje de Reest (grens met Drenthe) en in het zuiden de rivier de Vecht.

Noord-Overijssel Johan de Lat 1741

Bewoning was er alleen aan de randen op de zandgronden bij de rivieren. De enige begaanbare weg liep van Ommen via de Ommerschans naar Zuidwolde (Suyt wolde).
Hoe ontoegangkelijk het gebied was blijkt ook als de scholten van Scholtambt Ommen en Den Ham in 1682 voor het innen van de vuurstedengelden het buurtschap Overeest (Avereest) moet bezoeken om het aantal vuursteden te bepalen. In zijn rapport schrijft hij :

"In deze Bourschap heb ik om het weeke weer, zelfs door het veene, met geen wagen of peert kunnen komen, maar heeft de onderscholtus van Ommen, hijr voor specialijk verklaringe in handen van de Heere Scholtus gedaan hebbende, derwaarts geweest, en daar van rapport gedaan, dat het gevonden heeft op volgende maniere."
Vuurstedengelden 1682

In het boek Voormaals en thans, opstellen over Neêrlands grondsgesteldheid van geoloog en bodemkundige Winand Carel Hugo Staring uit 1858 vinden we in het hoofdstuk "De veenen en de veenwording" op pagina 47 de volgende beschrijving van het gebied en de hooge veenen :

De plaatsen vanwaar de lange turf afkomstig is, zijn de hoge veenen.
Voor ruim veertig jaren was het onafzienbaar groote veld tusschen Ommen en Koevorden eene onafgebrokene woestenij. De heideplant en enige mossoorten waren de eenige vertegenwoordigers van het plantenrijk; geene dieren vond men daar dan waterslekken, waterinsekten, korhoenders, moerasvogels, en, op de droogste plekken, een enkelen haas; terwijl geen menselijk wezen de vlakte bezocht dan de jager, en daar, waar de grond niet te moerassig was om het weiden van de schapen te veroorloven, de herder. Want deze geheele uitgestrektheid was bedekt met eene korst van twee tot vijf el dikte en, als een tot berstens toe volgezogen spons, met water opgevuld.

Deze beschrijving geeft al een eerste indicatie van de dikte van het veenpakket. Bij de invoering van het Nederlands metriek stelsel in 1820 werd de el gelijkgesteld aan een meter, zodat 'twee tot 5 el dikte' 2 tot 5 meter is.

Omstreeks het jaar 1812 ondernam de baron VAN DEDEM het delven van eene vaart door deze woestijn. Het aanleggen der noodige sluizen, het afgreppelen van het veen om het te doen opdroogen, het daaruit maken van langen turf en het vervoeren van dezen, nam een aanvang. De van jaar tot jaar toenemende menigte werklieden, welke met dit turfmaken in het voorjaar en den zomer de kost verdiende, verhuisde echter niet gezamenlijk weder na volbragten arbeid. Velen zetten zich daar neder, en al meer en meer groeide de vaste bevolking aan. De ondergronden, naarmate die van tot turf bruikbaar veen ontbloot werden, zag men met zand bedekken en aanleggen tot bouwland, en voor de eerste ontginning de meststoffen gebruiken, die de uit Holland terugkeerende leege turfschepen uit de groote steden medebragten.

Na de nodige aanloop problemen werd in 1809 begonnen met de aanleg van het kanaal vanuit Hasselt. Twee jaar later in 1811 was men al gevonderd tot even voorbij het huidige dorp Balkbrug.

Het vermeerderen der bevolking, het aanbouwen van huizen, het ontginnen van afgeveende gronden, nam hand over hand toe - en thans, in veertig jaren tijds, is de vroeger kale en ledige woestijn veranderd in eene aaneenschakeling van grootere en kleinere boerderijen, in dorpen met kerken en scholen, die eene blijvende bevolking tellen van ruim tienduizend zielen, en waar buitendien jaarlijks duizende arbeiders, uit andere oorden, met turfgraven de kost komen verdienen. De Dedemsvaart is eene bloeijende veenkolonie geworden.

De ontginning ging behoorlijk vlot. Op de bodemkaart "Overzigt van de veenen in Nederland" van Staring uit 1856-1860 is te zien dat er al veel veen verdwenen is. In licht blauw het laagveen, in bruin het oorsprokelijke hoogveen en in zwart het nog resterende hoogveen.

Overzigt van de veenen in Nederland, Staring 1856-1860
Ten einde een denkbeeld te geven van de waarde die de hooge veenen verkrijgen, wanneer zij aan de snede komen, wil ik hier eene opgaaf inlasschen, die, voor een vijftal jaren, ten aanzien der veenen aan de Dedemsvaart, onder het ambt Hardenberg, gegeven werd. Onder die gemeente lagen toenmaals 20 000 bunders veen. Wanneer men ééne turfdikte van eenen bunder steekt, dan verkrijgt men vijftien dagwerk van 1200 turven elk , of 18 000 turven ; en , terwijl het veen hier gemiddeld eene diepte heeft van dertien turven, zoo zal men 234 000 turven van elken bunder kunnen steken. Hebben nu duizend eene waarde van twintig gulden, dan geeft dat voor elken bunder 4680 gulden, en voor de 20 000 bunders te zamen 93 600 000 gulden. Hierbij de waarde van den ontgonnen onder grond, tegen driehonderd gulden per bunder, brengende, blijkt het, dat deze veenen eene waarde in het leven kunnen bren gen van bijna honderdmiljoen.

Ook in deze laatste beschrijving van Staring vinden we een indicatie van de dikte : 'gemiddeld eene diepte heeft van dertien turven'. Echter hoe dik is een turf ? Tevens krijgen we een beeld van de waarde van de gewonnen turf : 'bijna honderdmiljoen' gulden.

Voor de verdere aanleg van de vaart en verdere vervening na 1811 moesten echter nog gronden aangekocht worden. Men was gevorderd tot de marke 'Oosterhuis'. De gemeenschappelijke gronden van deze marke en o.a. Arriën, Stegeren, Diffelen, Reeze en Heemse moesten nog verdeeld worden en de markerechten ontbonden. De waarde van de gronden werd o.a. bepaald door de dikte van het veen en de daaruit te winnen turf. Daarom werd in 1810 opdracht gegeven om de dikte te meten en de uitkomst op een kaart vast te leggen.

Op order van de Heeren Ontfanger van Marle Raadsheer van Dedem, Heer schout? E???? en stad? Consorten, samen aanleggers van eene nieuwe scheep vaart van Hasselt bij langs de Ligtmis door den Hulst ?? heb ik ondergetekende gemeten en wat daar ??? betrekkelijk is, de Veenen geleegen in de Markten van Oosterhuizen, Arrien, Stegeren, Reeze, en Lutten ? begon??? nen tusschen Den Kate en de Ommerschans, nevens dier Venen en gronden gelegen. Hetzelve op alle 50 Roed doorgestooken, en de daar be vondene dikten ? genoteerd in de jare 1810? Na gedane meting, volgens nauw keurige aantekening van deselve, daarvan drie gelijke kaarten geformeerd den? ?????? geven?? aan, en ten dienste der gemelde Heren??? ??? en wel bijzonder aan elk d??? ?????? en getekend te ??? den 27th Febr 1811, ????
Kaart waarop zijn ingetekend de markten

Op deze kaart vinden we exact wat we zochten n.l. de dikte van het veen !

De schaal van de kaart is in Rijnlandse roeden (links onder). De dikte werd gemeten in een raster van 50 roeden. Een Rijnlandse roede is 3,767 meter, dus 50 roeden is 188.35 meter.
De schaal van de gemeten veendikte staat niet aangegeven op de kaart, de getallen lopen van 0 tot 20. We mogen aangenemen dat het Rijnlandse voeten zijn. De Rijnlandse voet is 0,3140 meter (onderverdeeld in 12 Rijnlandse duimen). De maximale waarde van 20 voet zou dan 6,28 meter zijn, dat lijkt aannemelijk.

Als we de meetpunten overnemen in een GIS systeem dan kunnen we daaruit een hoogtemodel van het veen van maken.

Als we het hoogtemodel combineren met een recent 3D model dan kan de dikte zichtbaar gemaakt worden.
Als je over een geschikte webbrowser beschikt met WebGL ondersteuning dan kun je het 3D model hier bekijken.
Let niet op de WebGL waarschuwing maar click op continue.

Binnenkomst in het dorp Dedemsvaart Nu met de veen hoogte aangegeven

Tot slot

Nog een tweetal advertenties uit 1830 betreffende de verkoop van veengronden.

Overijsselsche courant. Zwolle, 15-10-1830

Ten zuiden van het kanaal De Dedemsvaart (Hoofdwijk) loopt het van 1,70 meter naar 4,20 meter in het Rheezer Achterveld.

Overijsselsche courant. Zwolle, 3-9-1830

In het tweede blok van de Lutter Veenen loopt het van 1,50 meter naar 3,30 meter.

Drenthe

Oude prentbriefkaarten met veenarbeiders in Drenthe geven een indicatie van de veendikte van het hoogveen in Drenthe :

Bronnen

Het proefschrift van M.A.W. Gerding Vier eeuwen turfwinning; de verveningen in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel tussen 1550 en 1950 bevat een schat aan informatie m.b.t. de turfwinning. Het bevat o.a. een tabel met maten :

In het "Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (deel 15)" uit 1852 is een uitgebreide verhandeling te vinden van E. van Voorthuijsen Hz. met de titel "Onze VEENDERIJEN" met daarin een uitvoerige beschijving van het veen, de winning, de arbeidsomstandigheden en de gebruikte maten door heel Nederland. Een must read voor de turf liefhebber !.